Het eiland Bora-Bora.
In 1838 ondernam het engelsche schip de Beagle,onder de bevelen van den kapitein Fitz-Roy, eene reis rondom de wereld,waaraan ook deelgenomen werd door den sedert zoo bekend gewordennatuuronderzoeker Charles Darwin, die zich hoofdzakelijk debestudeering der geologische gesteldheid en van het dieren- enplantenrijk der verschillende landen ten doel had gesteld. Na zijneterugkomst, gaf deze, in den vorm van een dagboek, een reisverhaal uit,waarin hij de uitkomsten zijner onderzoekingen mededeelde, en dat alaanstonds de aandacht der geleerde wereld tot zich trok, niet enkeldoor de nieuwheid der waarnemingen [26]zelven, maarvooral ook door de verrassende gevolgtrekkingen, waartoe Darwin, langsden weg van analyse en onderlinge vergelijking der feiten enverschijnselen, kwam. Aan dit reisverhaal van den beroemden geleerde,die een zoo grooten invloed heeft uitgeoefend niet alleen op deontwikkeling der natuurwetenschap, maar ook op de geheele wereldbeschouwingonzes tijds, ontleenen wij het volgende fragment.
Den 1sten April kregen wij het eilandKeeling of het Kokoseiland, ongeveer tweehonderd-veertig mijlen van dekust van Sumatra verwijderd, in het gezicht. Dit eiland behoort tot dezoogenaamde attols of koraal-eilanden, even als die van denLow-archipel, waar wij langs gevaren waren. Nauwelijks had het schipden ingang van het kanaal tusschen de kust en het rif bereikt, of eender bewoners van het eiland, een Engelschman, de heer Lisk, kwam bijons aan boord, en vertelde ons in weinige woorden de geschiedenis derkolonie. Ongeveer negen jaren geleden, had iemand van tamelijkverdachte reputatie, een zekere Mr. Hare, een honderdtal maleischeslaven, met inbegrip van de kinderen, derwaarts overgebracht. Kortdaarop vestigde kapitein Ross, die twee jaren vroeger deze streken hadonderzocht, zich met zijn gezin op het eiland; de heer Lisk, luitenantter zee, vergezelde hem. De maleische slaven verlieten onmiddellijk huneilandje en voegden zich bij de lieden van den heer Ross; hunnedesertie dwong den eersten volkplanter, den heer Hare, totverhuizen.
De Maleiers, tegenwoordig vrij verklaard, zijn ookinderdaad geen slaven meer, hoewel zij in sommige opzichten nog alszoodanig behandeld worden. Hunne doorgaande ontevredenheid, hunnewispelturigheid, die hen noopt voortdurend van het eene eiland naar hetandere te trekken, misschien ook de fo