[1]
[Inhoud]
Het was in den zomer van 18—, dat twee studenten aan de Leidsche Hoogeschool, beiden aan den Uitgever dezes bekend als jongeliedenvan een uitmuntende inborst en voortreffelijken aanleg, gezamenlijk hun voornemen bewerkstelligden, om de onderscheidene gewestenvan Noord-Nederland door een onderzoek uit eigen oogen van nabij te leeren kennen. Beiden waren van gevoelen, dat, al biedtons vaderland den oppervlakkigen reiziger, die slechts verpoozing en verstrooiing zoekt, noch schitterende natuurtooneelen,noch uitgezochte vermaken aan, gelijk in andere landen en hoofdsteden te vinden zijn, het desniettemin voor de zoodanigen,die eenmaal geroepen kunnen worden om aan dat vaderland van dienst te zijn, belangrijk is, ja zelfs hun eenigermate als plichtkan worden toegerekend, er de onderscheidene deelen van te leeren kennen, alvorens zij een Engelschen wedloop gaan aangapen,eenige goudstukken aan de farotafels der Duitsche badplaatsen wagen, of een sigaar op de bouwvallen van het coliseum rooken:—ja zij vermeenden dat het hun in rijper leeftijd meer nut zoude doen, wanneer zij waar het paste, blijken kondengeven, niet onbekend te zijn met de zeden en gewoonten hunner landgenooten; en met den inwendigen toestand onzer gewestenen steden, ten opzichte der bronnen hunner welvaart of der oorzaken van hun verval,—dan wanneer zij nog zoo mooi konden meepratenover de opvoering der Juive te Parijs, of klagen over het hedendaagsche onderscheid der vroeger zoo gulle Zwitsersche herbergiers, of de Engelsche damesbeschrijven, die met taffen parasols de Vesuvius beklimmen, of zelfs een steentje uit den zak halen, uit Pompeji medegebracht.
Zij bezochten op hun voetreis (want wie alles goed wil zien, dient zich van een paar waterdichte en gemakkelijke schoenente voorzien, en zich niet dan uit nood van rijtuigen of trekschuiten te bedienen) ook dat gewest, hetwelk, sedert oude tijdenen door alle overheerschingen heen, den naam van Friesland bewaard, en nog het langst zijn oorspronkelijkheid en zelfstandigheid(om het nieuwerwetsche [2]woord eigendommelijkheid niet te bezigen) behouden heeft; ofschoon ook aldaar een nauwere betrekking met andere gewesten en landstreken haar invloedmeer en meer begint te doen gevoelen, en de zoogenaamde beschaving er een vroeger ongekende zucht tot navolging heeft ontwikkeld:zoodat men reeds Friesche boerenmeisjes ziet, die wijde mouwen dragen, en Friesche burgervrouwtjes, die (wellicht helaas!ten gevolge van verminderde welvaart) den gouden diadeem voor een nieuwmodisch mutsje verwisselen.
Terwijl de een van onze beide wandelaars, wien wij bij zijn voornaam Gerrit zullen aanduiden, en die een ontluikend staathuishoudkundigewas, zich verdiepte in het onderzoek naar de oorzaken, welke die vermindering van nationaliteit teweegbrachten, wendde Willem,zijn makker, die meer bijzonder werk maakte van geschied- en oudheidkundige nasporingen, alle moeite aan, om de overblijfselender vroegere zeden en gebruiken, voor zooverre die nog bestonden, te leeren kennen: en evenals onze oude kennis Robinson vanonder de overblijfselen van der Kannibalen feestmaal de sprankjes vuur zocht op te rakelen, die nog onder de asch mochtensmeulen, zoo speurde hij de schemeringen der verouderd