trenarzh-CNnlitjarufanl

De Roman van den Schaatsenrijder

De Roman van den Schaatsenrijder

Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur te Amsterdam—1918

[5]

De Roman van den Schaatsenrijder

Eerste Deel

I

Het kleine plekje bij den Lusthof

Ik wil u een en ander vertellen uit het leven van een schaatsenrijder.

Die schaatsenrijder ben ik.

Ik heb zóóveel, in verschillende landen, op schaatsen gereden, dat het schaatsenrijden in mijn leven een stuk leven op zichzelfgeworden is.

Ik herinner mij nog die jonge, sterke jaren mijner jeugd, met die lange, saaie winters buiten, waar het ijs dan eensklaps,als onder de macht eener tooverroede, kleur en fleur en beweging in bracht.

Het was er ineens, na eindelooze dagen van grijze eentonigheid; ineens, op een frisschen, [6]prikkelenden morgen: velden en boomen wit-berijpt, de harde grond klinkend onder de voetstappen, de neusgaten der paardendampend en de zon die nevelig-oranje aan den blauw-wazigen einder oprees met korte, gouden stralen, die alom miljoenen enmiljoenen diamanten deden fonkelen.

Even buiten ’t dorp, op korten afstand van ons huis, lag de Lusthof. Die Lusthof heette te zijn het zomerverblijf van dendorpsnotaris. ’n Zonderlinge fantaisie! Een villa-achtig gebouwtje in roode steen met châlet-dak, zoo iets als men ziet afgebeeldop goedkoope chromos en prent-briefkaarten. Het lag aan den voorkant langs den trekweg van ’t kanaal en aan de achterzijdegrensde het aan een stuk weiland, dat gedeeltelijk tot lusttuintje was ingericht. Er stonden banken, er waren priëeltjes,er lag een vijvertje met roode vischjes en een fonteintje, dat tusschen rotsblokken van sintels opspoot; en op een grasveldjeprijkte een groote, glazen bol, waarin de gansche omgeving zich wanstaltig en gedrochtelijk weerkaatste.

De dorpsnotaris, die in het dorp zelf, op [7]nog geen tien minuten afstands, een prachtig oud huis, met een heerlijken, uitgestrekten tuin bewoonde, kwam ’s zomers, opden Lusthof, af en toe enkele uren doorbrengen. Een onzinnig idee, een dorpsprotserige aberratie, om te kunnen zeggen, dathij een “binnen” en een “buiten” had. Hij deed er niets; er was ook niets te doen; hij liep een paar keer rondom zijn onnoozeltuintje, keek naar de schaarsche bloemen en deed even het fonteintje spuiten; en ten slotte ging hij zitten op een bank tegenden achtergevel van het huis, waar hij dan nurksch bleef vóór zich uit staren, tot hij er eindelijk genoeg van had en mettrage, stramme schreden door de velden naar het dorp terugkeerde. De villa zelve, voor zoover ik weet, is nooit ook maar éénenkelen dag bewoond geweest.

Wat voor mij en een paar andere jongens van mijn leeftijd de aantrekkelijkheid van den Lusthof uitmaakte, was het kleine stukjeweiland dat achter het tuintje lag en geregeld ’s winters onder water liep. Dat kwam zoo omdat de gekke notaris de eene helftvan het stuk weiland, dat hij in lusttuin had herschapen, [8]eenigszins had laten ophoogen en daardoor al het water naar het laag-liggend gedeelte had gedreven. Het vormde daar een soortplasje van niet meer dan een paar honderd vierkante meters oppervlakte en zóó ondiep, dat het dadelijk bevroor en zonder eeniggevaar

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!