Nieuw ontworpen voorkant.

[621]

Elfde Orde.

De Hoenderkoeten (Palamedeornithes).

De Hoenderkoeten (Palamedeidae) verschillen van alle overige Vogels doorhet gemis van de haakvormige uitsteeksels aan de wervelribben; deveeren zijn bij hen, althans aan de bovenzijde van het lichaam,nagenoeg gelijkmatig over de huid verdeeld, evenals bij dePingoeïns, dus niet in vedervelden gerangschikt. De 3 soorten vandeze groep werden vroeger bij de Rallen gerekend; nader zijn zij echterverwant aan de Nandoes en de Struisen, nog nader aan deStootvogels.

Anioema (Palamedea cornuta). ⅕ v. d. ware grootte.

Anioema (Palamedea cornuta). ⅕ v. d. ware grootte.

De Hoenderkoeten zijn groote, zwaarlijvige Vogels met langwerpigenhals en kleinen kop. Hun snavel, welks vorm aan dien der Hoenderenherinnert, is naast den snavelrug een weinig samengedrukt, aan de spitshaakvormig omgebogen, van binnen met onduidelijke, maar zeer talrijkehoornplaatjes voorzien, aan den wortel met een washuid bekleed. Aan dezeer dikke, middelmatig hooge pooten is het onderste deel van denscheen onbevederd en, evenals de loop, netvormig geschubd. De korte,dikke teenen zijn met middelmatig lange, weinig gekromde en spitsenagels gewapend; de buitenste en de middelste voorteen zijn door eenkort spanvlies vereenigd. De vleugel is tamelijk lang en krachtig, bijhet handgewricht met twee stevige doornen gewapend. De flauw afgerondestaart bestaat uit 12 pennen. Evenals bij enkele Zwemvogels, bevindtzich onder de huid een dicht net van luchtcellen en luchtblazen, dienaar verkiezing gevuld en geledigd kunnen worden.

Men ontmoet de Hoenderkoeten in alle groote moerassen vanZuid-Amerika, gewoonlijk bij kleine troepen, [622]in den paartijd echter bij paren; over’t geheel genomen zijn zij vreedzaam en maken zelden gebruik vanhunne krachtige wapenen, waarmede de mannetjes hunne twisten beslechtenen, evenals de wijfjes, zwakke vijanden afweren. Bij ’t gaanhebben zij een fiere en waardige houding, gedurende het vliegenherinneren zij aan groote Roofvogels, vooral aan Gieren; in tijd vangevaar zoeken zij hun heil in een boom; voor ’t zwemmen schijnenzij ongeschikt te zijn. Zij voeden zich hoofdzakelijk met plantaardigestoffen, maar eten vermoedelijk, evenals andere Moerasvogels, ook welInsecten, kleine Amphibiën en vischjes. Zij broeden op tweeongevlekte eieren in een te midden van het moeras gebouwd, groot nest,dat door de jongen verlaten wordt, zoodra zij uit den dop komen. Die,welke jong gevangen zijn, geraken licht gewoon aan de gevangenschap,weten zich door de overige tamme Vogels te doen eerbiedigen engehoorzamen en dienen zelfs, naar men zegt, hier en daar voor hethoeden van het pluimvee. Dikwijls vindt men ze getemd op deZuid-Amerikaansche boerderijen; zelden worden zij echter levend naarEuropa gezonden. De Indianen schrijven aan den „hoorn” enaan den vleugeldoorn belangr

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!